Hoe die wolk eruitziet van dichtbij

Lootje,
Ik heb daarjuist artikel in Nieuwsblad en filmpjes van Allez, Chantez! in Handelsbeurs gezien! Ik heb gewoon tranen in mijn ogen van ontroering!!!!!! Zooooo schoon, zooo energetisch, zooo positief, zoo hartverwarmend, verbindend en veel meer! En jij, jij doet het alsof het niets is ? PRACHTIG!!!!!!!!!!
Ik kijk uit naar de Leuvense editie!!!
Have a nice sunday??‍♀️?”

Zondagochtend belandde dit bericht van mijn schoonzus in mijn mailbox

‘Chicken flesh’

Dat kreeg ik ervan. Al een paar dagen sturen mensen me zulke berichten en telkens wanneer ik er voldoende bij stilsta, krijg ik kippenvel. In mijn eigen taal vertaalt zich dat in ‘chicken flesh’ en ik vind dat prima. Omdat het vandaag zondag is en omdat ik helemaal niets op omhanden heb, schrijf ik deze blogpost. Eentje om zacht te landen.

Afleiding

Al sinds woensdagochtend zit ik op een wolk. Vanaf het moment dat ik uit mijn bed rolde, voelde ik dat ik niets meer te zeggen had. Een constante afleiding trok aan mijn gedachten, eerst stilletjes en dan steeds heviger. Wat zou jij nog werken?!” deden die storingen me steeds inzien. Ik startte mijn dag met de voorbereiding van de liedjes die we donderdagavond zouden gaan zingen – dat lukte me nog wél. Ik luisterde heel aandachtig naar elk nummer, maakte twee setlists op en bedacht voor elk liedjes hoe ik het zou aanpakken met het publiek: voor dit liedje zou het wel passen als we gewoon eerst het refreintje even opfrissen en dan ineens vanaf het begin doorzingen zoals we met de radio zouden meezingen; voor dat ene liedje zette ik me aan de piano en zocht ik twee coole zanglijnen zodat we het lekker theatraal konden maken; voor nog een ander liedje bedacht ik de dynamiek tussen de vrouwen- en de mannenstemmen, niets bijzonders, maar het zou wel eens indrukwekkend kunnen klinken. Ik voelde aan alles dat deze voorbereiding ook mentale rust bracht.

Wanneer ik ermee bezig ben, word ik er minder zenuwachtig van.”

Ik op woensdag, de dag voor de Handelsbeurs-sessie

Theatraal de bus missen

Donderdagochtend stapte ik vanuit mijn bed recht in een geoliede machine. Douche, ontbijt, (mooi Kempisch uitgedrukt) gerief bijeen pakken, schoenen aan, muts op, paraplu tegen de wind in en dan 800 meter door de velden naar de bushalte. Stap stap stap… je ziet me gaan…
Even een kort intermezzo: ik woon in een schilderachtige omgeving met verre horizonten. Heel mooi om naar te kijken. Maar minder leuk als je de bus mist: je ziet die namelijk van ver al aankomen [op dit punt kan je dan beginnen lopen] en dan zie je die je bushalte passeren [op dit punt begin je extra wild met je paraplu te zwaaien terwijl je verder door de regen spurt] en dan zie je die achter de bosjes verdwijnen [en dan kan je even verbolgen schreeuwen zonder dat iemand je hoort of ziet]. Heerlijk voor in de film, maar toch eerder *** in het echte leven.

Ik draaide me om. Ik erkende dat ik te laat was en liet de gedachte varen dat de bus mogelijks te vroeg was. “Dan ga ik niet naar die opleiding in Brussel,” kwam al gauw in me op. “Dan heb ik een gestolen dag, alleen thuis“. Ik ben wel vaker alleen thuis, maar wanneer zo’n dag me in de schoot geworpen wordt, dan kan ik er nog meer van genieten.

Thuisgekomen pakte ik mijn liedjes er weer bij en voerde ze stuk voor stuk een keer op in mijn hoofd. Dit was pure luxe, zoveel uren aan de voorbereiding van een sessie spenderen. En met die extra voorbereiding groeide ook mijn goesting om erin te vliegen exponentieel. Het was al zo lang geleden dat ik nog in mijn thuishaven met die vele mensen had gezongen. De vorige keer moest ik verstek laten gaan omdat mijn lijf niet meewilde. De keren voordien moesten we op verplaatsing zingen omdat de kerk waarin we voorheen onze sessies organiseerden te klein was geworden voor de massale opkomst. Donderdag 25 oktober was de laatste ‘échte old school Allez, Chantez!-sessie’ geweest… sindsdien waren we wat thuisloos. Maar tijdens die afgelopen maanden waren we verhuisd (zowel met ons hoofd als met ons hart) en hadden we ons klaargemaakt voor een nieuw hoofdstuk.

Onze nieuwe voordeur

De Handelsbeurs

18u00 toekomen, 18u30 soundcheck, 19u00 vrijwilligersbriefing, 19u30 deuren, 20u00 ……. startschot. Ik krijg nog kriebels in mijn vingers wanneer ik dit schrijf. Zenuwachtig was ik niet. Wél klaar. Wél opgezweept door de zinderende goesting. Wim Wabbes, artistiek directeur van de Handelsbeurs, wenste ons publiek een warm welkom en vertelde waarom Allez, Chantez! op die plek en in hun missie past: mensen samenbrengen door muziek. En toen kreeg ik het woord. Het woord werd het lied. En het lied was van ons allemaal.

De opwarming, met ‘Pata pata’ van Miriam Makeba.

Meer dan 750 mensen waren op onze uitnodiging om voluit samen te zingen ingegaan. Wat dat precies doet met een mens is onbeschrijfelijk. Maar ik wil het toch proberen te omschrijven met twee woorden: (één) ontroerd en (twee) overdonderd. Dat was ik. Dubbel en dik.

Ontroerd en overdonderd

Al tijdens het eerste liedje (‘De Roos’ van Ann Christy) viel ik in zwijm. Ik wilde de mensen laten horen hoe zij klonken in die zaal. Een eerste test. Noem het een soundcheck voor het publiek. We begonnen zacht, maar de dynamiek van dat nummer liet er zich gewillig toe lenen om mij omver te blazen. Bij de derde zin: “Men noemt haaaaar hunker en verlangen” klapte ik bijna dubbel van de overdonderende klank van al die mensen samen. Een tsunami. Ik had hem nochtans zien aankomen. Maar mijn gezichtsspieren pitsten mijn ogen toe. Mijn handen balden zich tot vuisten. Mijn schouders klapten een slag naar voor. Mijn buikspieren (ik heb ze, maar ik ontmoet ze maar zelden) spanden zich op. Mijn mond vormde een onhoorbare “o!”. Mijn adem stokte. Dit had een goed begin van een film geweest. Of het einde. Een straf beeld.

Maar ik denk dat ook anderen het voelden. Ze kijken dan wel allemaal naar mij, maar bij veel van die honderden mensen rondom me moet de bliksem op dat moment ook zijn ingeslagen. En ook mijn pianist Jan (de man die alles kan, zelfs met vergeten partituren zich uit de slag trekken) kreeg het even moeilijk.
Tijdens de pauze spreken mensen me daar dan over aan: “Jan had het ook moeilijk he! Ja, ik heb het gezien.” Schattig vind ik dat: dat hij geraakt wordt en dat dat zichtbaar is, maar zeker ook dat mensen me komen vertellen hoe ze opmerken wat die samenzang met ons doet.

De mannen zingen de hoofdlijn, de vrouwen doen de aanzwellende ‘tadadadaaaa…’ . En dat samen klinkt zo groots!

Ik doe gewoon keihard mijn goesting

Wat ik eigenlijk doe? Mensen stellen me die vraag soms. “Ik heb een zangconcept ontwikkeld en daar heb ik mijn beroep van gemaakt,” klinkt dan als antwoord – of een variant op dat thema. Niemand begrijpt het helemaal, ik ook niet. Maar eigenlijk doe ik gewoon keihard mijn goesting. Ik vul mijn dagen met partners zoeken om dit concept zo sterk mogelijk te verankeren in gemeenten en bedrijven, omdat ik geloof dat het zo de grootste impact heeft. Ik coach andere zangcoaches die op de vele boekingen en in de 4 andere lokale zangwerkingen telkens honderden mensen voluit samen laten zingen (in Kortrijk bij de Unie der Zorgelozen, in Gent bij De Centrale, in Leuven bij Hal 5 en in de Leuvense hulpgevangenis). Ik bouw instrumenten waarmee de mensen die achter de schermen helpen zo zelfstandig mogelijk kunnen werken en het project verder kunnen uitbouwen. We zijn nu intussen met een team van een tiental mensen. En ik ben de fiere zaakvoerder. De directeur. De kapitein. De pauw. De geluksvogel. De zangvogel. Ik zou me beter een volière bouwen.

Ik zou haar bewegingen met de armen en haar lichaam niet meteen zien als officieel dirigeren, maar eerder als een meesterlijke vorm van volksmennerij“, zo omschreef iemand haar kunsten. Camps heeft duidelijk plezier in het feit dat ze andere mensen gelukkig kan maken. Ze stond de hele tijd te glimlachen op het podium, van stress was helemaal geen sprake. Met de nodige schwung en geruststellende quotes loodste ze het publiek moeiteloos van het ene naar het andere nummer: “Uw eigen versie is altijd de beste, zolang je samen maar iets doet is het al goed”, zo haalde ze de deelnemers die enige schroom hadden om er voluit voor te gaan over de streep.”

Journalist van Het Nieuwsblad. Lees het artikel hier.

En ja, ook als zangcoach waan ik me helemaal in de natuur. Voor mij is die volksmennerij als surfen: kijken hoe hoog de golven zijn en daarop anticiperen. Ik voel hoe diep het water is en laat me daar inglijden. De stroming van die stemmen en de reacties leiden mij de weg. De zangers geven eigenlijk zelf aan wat ze nodig hebben om zich nog meer te kunnen laten gaan. Volgende maand is het precies vier jaar geleden dat ik voor het eerst voor een publiek stond te doen wat ik nu nog altijd doe. 95 nieuwsgierige Gentenaars kwamen opdagen voor de eerste sessie. Mensen waren benieuwd naar wat er te doen was. Voor velen van hen was het concept een hit en zij brachten telkens nieuwe mensen mee. Anderen vonden het maar niets en bleven weg.

Sindsdien is heel mijn leven veranderd. Ik heb geen job meer en moet niet meer werken. Ik ben verhuisd naar de plek van mijn dromen en ben met de man van mijn leven getrouwd. Terwijl ik naar onze gedeelde boekenkast staar tussen het vinden van de juiste woorden door, besef ik dat ik de grootste sjansaar ben die ik me wanen kan. Ik begrijp niet helemaal waarvoor ik precies in de wieg gelegd ben, maar het voelt zo goed dat ik mezelf een eindeloos vervolg toewens.

Come and hold my hand, I wanna contact the living
Not sure I understand this role I’ve been given
I sit and talk to God and he just laughs at my plans
My head speaks a language I don’t understand

Robbie Williams in ‘Feel’

Aan het eind van de sessie riep ik Laila bij me op het podium. Toen ik aan het publiek vroeg of iemand haar had gezien, riep de helft van de mensen: “Daar! Achter u!“. Natuurlijk, dat had ik zelf ook kunnen bedenken. Ik vind haar altijd achter mij. Mocht ik een boekenkast zijn, dan was zij de helft van mijn boekensteunen. Maar zij hoort ook in de spotlight. Ik vind het belangrijk dat mensen niet alleen Jan en mij op het podium zien, maar ook de mensen die achter de schermen meebouwen aan dit concept.

Vier jaar en half geleden bedachten wij met z’n tweeën een concept om mensen voluit samen te laten zingen. Als ik nu opkijk, dan zie ik jullie hier allemaal. Wanneer ik inzie wat er van dat concept geworden is, dan kan ik niet anders dan … beginnen wenen.

Ikzelf tegen het publiek, met Laila aan m’n zij, vlak voor het laatste liedje

Het klinkt flauw, ik weet het (ik ben een mietje). Maar mijn hart gaat prompt een paar slagen sneller slaan telkens wanneer ik eraan denk dat zoveel mensen op ons concept af komen, wanneer ik zie hoeveel goesting die mensen hebben om zich te komen amuseren, wanneer ik merk dat mensen alleen durven komen naar onze sessies omdat ze weten dat ze sowieso wel een praatje met iemand kunnen slaan, … . Ik ondervind telkens weer de kracht van onze laagdrempelige uitnodiging om samen te zingen. Het werkt zo goed!
‘Mensen zouden meer samen moeten zingen,’ zoeft er weerom door mijn hoofd. En die gedachte vormde de basis van ons concept, toen Laila en ik het eerst over Allez, Chantez! hadden. Het feit dat het nog altijd om hetzelfde gaat, stemt mij enorm gelukkig.

Alle foto’s in dit artikel: (c) Evy Ottermans