Dagen met hoofdpijn zijn verloren. Dan valt er geen lijn te trekken en lees ik letters en cijfers omgekeerd. Helemaal wakker raak ik nooit. Dus bankzaken en teksten schrijven, plannen maken en creativiteit zijn dan niet aan mij besteed. Schrijven dus ook niet. Maar ik doe het toch. Ik probeer een ritme te vinden waarop ik een aderlating kan doen om woorden in en uit mijn lijf te smokkelen. Een geheime boodschap van en aan mezelf over hoe het is daarbinnen en daarbuiten. Twee werelden die elkaar niet raken. De binnenkant vertoont sporen van geweld. Eigenlijk is het gruwelijk hoe de pijn huishoudt en alle zenuwen overprikkelt. De misselijkheid op de koop toe, zomaar gratis erbij. Een lijf dat afziet maakt geen verschil meer. Het lijdt. Het is een brokkenpiloot. En hoewel de woorden nergens toe leiden, of toch zeker niet tot een welluidende tekst, luchten ze toch enigszins op. Moedeloosheid troef, maar geen triestheid. Ik ben niet down, gewoon leeg. Wellicht kan ik daar toch een feestje voor vieren, met een glimlach. Ah daar is hij al.
Heel graag kweekte ik voor mezelf een schrijfroutine. Het avondblok heb ik al. Voor het slapengaan. Fout! De eerste stap ván mijn slapengaan zet ik al schrijvende. Ik ben er superblij mee. Het is schrijven om mijn hoofd leeg te maken, een beetje zoals ik hierboven deed. Maar ik wil meer. Ik wens mezelf elke dag een cursiefje toe. Het lijkt me echt iets voor mij. Zal ik er aan beginnen?
Twee vuilnisbakken broederlijk naast elkaar onder de dennenboom. ecoWERF, tweemaal. Ze lijken op… vuilnisbakken en leunen lichtjes naar elkaar toe. Gisteren nog vloog één van hen stijl achterover toen hij die windvlaag niet had zien komen. De andere keek niet om maar lachte hartelijk.
Toen vanmiddag tante B. even passeerde met haar man zagen de twee ecoWERVERS meteen dat het goed zat. Een banaan! Een banaan! Mochten zij de schil? De groene kreeg zijn deel, de zwarte bleef maar stil. Oh, ik start hier met rijm, dat was niet mijn doel. Maar wie weet past dat beter bij hoe ik me voel. En zowaar nu het gaat het ineens over mij. Het overvalt me, maar maakt me wel blij. Ziedaar een glimlach, zomaar om mijn mond. Zonder enige moeite, alsof hij er al stond. Moet ik dan de regels niet snijden? Ziet dat er niet beter uit? Of leest het niet beter en beter? Of maakt het geen snars uit? Heb ik hier mijn vorm gevonden? Kan ik dan nu afronden? Ik denk er niet meer over na. Ik kijk niet meer om en ik ga.