“Dag Zuster, mag ik bij jullie in de kapel komen zingen?”

Alleen meerstemmig

Ik zing graag. En het liefst zing ik op een plek waar mijn stem ook zonder mij voortklinkt. Waar je slechts een enkel duwtje hoeft te geven tegen je stembanden zonder dat de klank meteen wegsterft. Een plek die zwanger kan raken van klank. Waar eenmanskoren in harmonie kunnen zingen.

De gedachte “Ooit wil ik een zangsessie doen in een ondergrondse parking” is mij niet vreemd. Daar spreekt het dichtslaan van de autodeur keer op keer tot mijn verbeelding, zeker wanneer ik in de late uurtjes alleen naar mijn auto loop. Dan luistert er wellicht toch niemand en durf ik mijn keel al eens openzetten. Ondergronds, meerstemmig, alleen.

Maar Lubbeek, sinds enkele jaren mijn nieuwe thuisgemeente, heeft geen ondergrondse parking. Gelukkig maar. Je vindt er wel een kerktoren die ik bíjna vanuit mijn tuin zie achter de velden. En daarnaast staat zelfs nog een klooster.

Wanneer de zusters kort voor of na de middag de straat over stesselen valt mijn nieuwsgierigheid haast niet te bedwingen. Hoe zouden zij leven? Wie zijn die vrouwen? Hoe zien zij de wereld? Waar houden zij zich de hele dag mee bezig? Zouden zij soms zingen? Welke plek neemt muziek in in hun leven? Hoe lang zijn zij al ‘zuster’? Met hoeveel zijn ze nu eigenlijk? Zijn zij ook vriendinnen? En hoe zien zij hun toekomst? …

èèèn… Actie!

Dus op een dag belde ik aan: “Dag Zuster. Sinds enkele jaren woon ik hier in Lubbeek en ik ben eigenlijk op zoek naar een plek waar ik regelmatig zou mogen komen zingen.” … “Nee, niet met een koor ofzo, gewoon, ik alleen of met één of twee mensen.” … “Jullie hebben hier een kapel, zie ik. Zou ik het daar eventueel mogen doen?” … “Ah, dat is een bergplaats geworden. Ja. Nee, dan zal het daar wellicht ook niet meer zo goed klínken.” … “Oh? Meneer pastoor vragen of het in de kerk of een andere kapel mag? Oké, dat ga ik eens proberen. Dankjewel, Zuster.

Met een handgeschreven briefje [Pr. Thiry – telefoonnummer – adres] en een brede glimlach op mijn gezicht zette ik een paar stappen achterwaarts om een foto te maken van het klooster. Dit was het begin van een nieuw avontuur. Soms voel je dat gewoon. Dan hangt er iets in de lucht en zie je in de verte iets blinken.

Dag meneer pastoor. Sinds enkel jaren … blablabla” … “Ah, dat mag?! In de grote kerk?” … “Oké, dan ga ik eens langs N om iets af te spreken voor de sleutel. Dankjewel. Ja, da-aag.

Geen kwartier nadat ik een eerste actie ondernam had het project een (weliswaar vage) vorm: regelmatig zingen in de kerk, gewoon, omdat het daar goed klinkt. Het werd enkel nog wat gênant toen ik bij N toekwam en meneer pastoor niet herkende – nooit gezien, die man. Maar zowel N als ik bleken enthousiast uit te kijken naar een eerstvolgende ontmoeting waarbij ze de deur van de kerk voor me zou openmaken.

Wat ga ik dan doen?

Zingen zonder doel. Met mijn gitaar en mijn laptop ter ondersteuning, eventueel. Maar vooral: zonder plan. Ik ga toch voor de klank? Dan moet ik er voor de rest niet teveel eieren onder leggen, niet teveel kak aan hangen, je weet wel. Dat zou zonde zijn van al het geblink aan de horizon. Laat dat er maar gewoon zijn.

En de zusters?

Mijn enthousiasme heeft een plek gevonden. En mijn nieuwsgierigheid naar die vrouwencommunity is gewekt. Misschien moet ik eens vragen of er iemand van hen wil komen meezingen. Zou dat niks zijn?

– wordt vervolgd, wordt vervolgd – oh please – wordt vervolgd…