12 gedetineerden. 12 mensen van buiten. 1 cipier. 1 medewerker van het CAW. 1 medewerker van De Rode Antraciet. 3 muzikanten en zangcoaches. En ik. 31 mensen die niet weten wat er gaat gebeuren. 31 bonzende harten in 1 bezoekerszaal. Iedereen zal zich een voorstelling gemaakt hebben van wat het kon zijn. Maar wat het zou worden, dat was voor iedereen een verrassing. Dit was de eerste zangsessie van Allez, Chantez! in de hulpgevangenis van Leuven. Als alles goed ging, dan zouden er nog veel van zulke sessies volgen. Met 4 sessies op de kalender stevent het project af op een evaluatie in de zomer. Maar nu dus eerst een vuurdoop!
Luchtgitaar
De ervaring leert dat zelfs pubers te overhalen zijn om (‘peiweiweiw’) mee te kwelen op überbekende melodietjes, als je ze goed aanpakt. Bij deze kunnen we ook gedetineerden op het lijstje zetten: check! Niemand is te stoer voor een luchtgitaar. En zo is ook niemand onkwetsbaar tijdens onze zangsessies. Wanneer je luidop zingt, heb je de kans dat jij te vroeg begint – voor alle andere zangers hun mond open doen. Dat gebeurde, menigmaal, bij velen van ons. En dan zie je telkens hetzelfde gebeuren: de vroege vogel krimpt wat ineen terwijl zijn omstaanders hem geruststellend aankijken. Vaak met een glimlach op de koop toe. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Maak je geen zorgen. Dus dat deden we niet. We vergaten wat ons hoofd beroerde, alsook alles wat we die dag gedaan hadden en de honger in onze buik. We maakten er een feest van, eentje met een polonaise…
Allez, Changez!
Hoewel ik er zelf een gruwelijke hekel aan heb, deed die polonaise me deugd. Het kijken ernaar bedoel ik dan. “Allez, Changez!” draaide de richting. Niet terug naar af. Zeker niet terug naar af. Een andere weg in, hoop ik. Veel van de deelnemers hebben een stap gezet en ik hoop ook een nieuwe richting ingeslagen: naar meer begrip en minder negatieve bijklank voor gedetineerden. Mochten we een opname gemaakt hebben van deze sessie en ze naast een andere sessie ‘van buiten’ leggen… niemand zou horen welke sessie bij welke setting hoort. En ook dezelfde ‘stoeremannenhumor’ vind je niet alleen in de gevangenis: “Ah, anders altijd een groot bakkes en nu zit ge met de poepers he?!” … Dit had perfect een sessie met een voetbalploeg kunnen zijn.
Mensen van binnen / buiten
Mijn mama was er ook, samen met twee van haar zussen en een schoonbroer. Achteraf hoorde ik dat ze tijdens de introductie het ijs had gebroken: “Oh, ik ben zo zenuwachtig. Ik voel dat echt in mijn buik. Hebben jullie dat ook?” Haar spontaan en eerlijk intermezzo had de baan vrijgemaakt voor de eerste connecties tussen de mensen ‘van buiten’. “Zo worden jullie hier genoemd,” verduidelijkte iemand ‘van binnen’ later. Achteraf zette die zin me aan het denken: het lijkt hier om twee aparte gemeenschappen te gaan, eentje aan beide kanten van een huizenhoge muur met prikkeldraad erop.
Veel om het lijf
Misschien is het vergelijkbaar met hoe ik in mijn lijf opgesloten zat tijdens de zangsessie. Zingen doet praten. Dat weet ik. Ik voel het elke keer wanneer ik een zangsessie bijwoon en ik zie het telkens gebeuren wanneer ik er een leid. Maar wat ik merkte was dat het veel meer om het lijf heeft om je vooroordelen te doen verdwijnen. Hoe groot of klein ze ook zijn, hoe grof of subtiel… Het lukt me niet zo goed. Misschien moeten we gewoon nog méér zingen om helemaal los te komen. Maar ook méér pauze en méér tijd achteraf om het gesprek zijn werk te laten doen. “Ik ben gewoon zo blij dat ik mijn verhaal eens heb kunnen doen tegen iemand. […] Wat ik vooral mis, is de liefde. Iemand om alles mee te delen. Ik heb hier beseft dat het geen schoon moet zijn. Het moet gewoon een toffe zijn waar ik vanalles mee kan gaan doen.” Zo’n dingen verzin je niet. Zo’n zinnen zeg je zelden tegen iemand die je niet kent. Maar dus wel wanneer je net samen gezongen hebt.
Opgesloten
Binnen in mijn lijf voelde ik een soort starheid. Een vreemde omschrijving misschien, maar ze vertaalde zich in houterige bewegingen. Ik draaide me wel naar die mannen toe als we samen in een lied opgingen, maar vlotjes ging dat toch niet. Net zoals het oogcontact. Net zoals een toevallige aanraking. Stroef. Ingehouden. Toen ik achteraf aan anderen vroeg of zij dat ook hadden (misschien lijk ik toch wel wat op mijn moeder), beaamden zij dat. “Pour un flirt avec toi je ferais n’importe quoi…” krijgt plots een andere lading. Of zoek ik er nu teveel achter?
Nog een keer
Ik moet het nog een keer doen. Nog een paar keer denk ik. Tegen de zomer zal ik wel weten hoe dat werkt, voluit contact maken met gedetineerden. En ik kom ook wel te weten hoe ik me er bij voel. En wat het met me doet. Nu besluit ik met een overdondering. Een bijzonder moment dat ik niet grijpen kan. Maar zeker een dat ik opnieuw wil beleven.